STAD AAN DE SLAG 22 LEUVENSE BEROEPEN & BEZIGHEDEN IN BEELD GEBRACHT
22 FLEMISH ACTIVITIES & PROFESSIONS PUT ON DISPLAY
22种 法兰德斯 活动 & 职业 亮相
CITY IN ACTION 都市行动
in memory of
^
GILBERT BUKAC printer
MAURICE HERMAN industrialist
Leuven, December 2005
Staeadan d Slag 22 Leuvense
Beroepen &
Bezigheden
in Beeld gebracht
都市 行动 22种 法兰德斯 活动& 职业 亮
Cityin Action 22 Flemish
Activities &
Professions
put on Display
Tweebronnen, Leuven 17 12 2005 — 31 01 2006
相
2
“Wanneer Saturnus heerst, worden alle dingen omgekeerd, en alles wordt zijn tegendeel.” (uit de Saturnalia)
“Een archeologie van het hier en nu” – dit is hoe Saturnia zichzelf omschrijft. Op grote fotografische panelen worden beelden van instrumenten en alledaagse objecten uit menselijke activiteiten en beroepen bijeengebracht. Zoals schilderijen, beeldhouwwerken en oude wandtapijten, vaak te zien in een raadzaal, die de vroegere ambachten en gilden voorstellen, toont ook Saturnia een ‘stad aan het werk’. Verschillend van deze vroegere voorstellingen, tonen deze portretten niet mensen, maar dingen die aan echte individuen toebehoren, met tekens van gebruik en een echo van menselijke aanwezigheid. De artistieke composities zijn stillevens van een erfgoed dat nog niet als zodanig erkend is, geschiedenis vóór het verstrijken van de tijd. Een poëtische dimensie van het hier en nu. ‘Stad aan de Slag’ is de titel van de tentoonstelling, de eerste uit een cyclus van zes die in de komende drie jaar elke Vlaamse provincie zal aandoen, om te eindigen in Brussel. Het toont een twintigtal bezigheden en beroepen van individuen, actief in de stad Leuven en omgeving. Vanuit het gezichtspunt van dingen en werktuigen verschijnen deze beroepen niet hiërarchisch, maar naast elkaar. Verschillen in sociale status en prestige verglijden, nieuwe associaties worden mogelijk. Straatvegers worden getoond naast kwaliteitscontroleurs in nanotechnologie: beiden zijn gedreven door een gemeenschappelijke strijd tegen ‘vuil’. De anatoom patholoog en de dierenopzetter houden een sleutel tot behoud van het leven, vóór en na de dood. De notaris en de cameraman documenteren en bewaren menselijke handelingen, elk met hun eigen medium: papier en film. De geometrie en klinische transparantie van de ruitenwasser staan in contrast met de vormloze brute materie van de keramiste. Terwijl de militair en Sint Arnoldus, patroonheilige der brouwers, toekijken, zijn de onderwijzer en de deejay zij aan zij verwikkeld in een gevecht voor de harten en geesten van de jonge generatie. De cipier, bewaker van onze diepste angsten, ontmoet de onthaalmoeder, behoedster van onze hoogste aspiraties. De dakloze denkt er het zijne van… Saturnia laat de vertrouwde categorieën en nuances die orde brengen in onze activiteiten, over elkaar heen schuiven. Het koppelt terug naar de anarcho-democratische traditie van de Saturnalia, de populaire feesten uit het oude Rome die, rond het tijdstip van de winterzonnestilstand, gehouden werden ter ere van Saturnus, de god van de landbouw, de ‘agro-god’ (= vertaling in het chinees) die de natuur nieuw leven inblaast. Het was een periode van feestvieren en het uitwisselen van geschenken. Waarden en normen werden door een vernieuwde levenskracht op hun kop gezet: de slaven namen de plaats in van hun meesters; de vrouw werd door de andere gezinsleden bediend; scholen en openbare gebouwen werden gesloten en oorlogen onderbroken. Alles was anders. 17 December was de dag waarop de Saturnalia in Rome van start gingen. Het is ook de datum waarop Saturnia zijn eerste tentoonstelling opent.
3
农神当家时 万事对调转换 一切成为其相反的对立面 (摘自农神祭)
“一个此时此地的考古学” —农神如此定义自己 大型的照相板上, 展示着人类每天从事不同职业活动的工具器物。如同在古代西方的织锦画上 描绘着许多过去城邦都市的公会, 商业活动。农神呈现一个工作中的都市, 不同的是这里看不到 劳动的人们, 只有使用的痕迹回响着人类的存在。这些尚未成为历史遗产的工具器物, 以艺术的 手法拼贴结合成美的静物。捕捉瞬间消逝的历史。 一个诗意的当下 农神展, 都市行动, 一共包含六个展览。在未来的三年内, 於法兰德斯各省巡回展出, 第一站於 比利时王国鲁汶市隆重揭幕, 终点站为布鲁塞尔。鲁汶市二十多种不同的职业活动, 登台亮相。 不分社会阶级, 地位, 以职业活动及工具的视野角度来重新排列组合, 激发新的联想 扫街人和纳米技术质量控制者与垃圾做战斗 病理学家与动物标本剥制师掌握着保存生命的钥匙 公证员与摄像师以纸和胶卷纪录着日常生活的一举一动 透明洁净的玻璃窗对比着陶艺师傅未成形的黏土 士兵 & 圣 阿诺德 (啤酒制造业的守护神), 同时守护着我们 教师和DJ竞赛着如何虏获年轻人的心 监控我们内心深处的恐惧的狱卒 VS. 我们未来的梦想掌管者, 保姆 无屋族辗转难眠 农神将我们日常生活的活动以新的手法重组, 打破了我们习以为常的分类范畴。辉映着一个古 罗马传统中的无政府的-以民为主的农神祭。农神祭祭献供奉农神, 农神象征着一种克服死亡的 生命力量。 大约每年的冬至, 这时残冬将尽, 大地即将春回。 这是全民同庆, 探亲送礼的时节。此一时期, 新的生命力重新定义固有的价值规范, 主扑的地位 对掉, 丈夫及孩子侍侯妇女。公家机关及学校都放假, 战争也宣告停火, 一切都改观。 十二月十七号是古罗马农神祭的开始, 也是农神首次展览开幕日.
4
“When Saturn rules, all things are turned around, and everything becomes its opposite.” (from the Saturnalia)
“An archeology of the here and now” - that’s how Saturnia defines itself. On large photographic panels it assembles images of tools and objects of everyday use in certain human activities and professions. Like the ancient tapestries we often see in city halls, representing the guilds and trades of past times, Saturnia portrays ‘a city at work’. Unlike the ancient images, these portraits do not show people, but objects belonging to real individuals, carrying the signs of usage and the echo of human presence. The artistic compositions are stills of a heritage not yet recognised as such, historical before the passing of time. A poetic dimension of the present. ‘City in Action’ is the title of the exhibition, the first in a cycle of six that in the coming three years will visit every Flemish province and will end in Brussels. It portrays over 20 activities and professions of individuals active in the city of Leuven and surrounding area. Seen from the point of view of the instruments, professions are placed not hierarchically but next to one another, levelling status differences and social distinctions. New associations are possible. Street sweepers appear next to quality controllers specialised in nanotechnology: both are linked by a common fight against ‘dirt’. The pathologist and the taxidermist hold the key to the preservation of life, before and after death. The notary and the camera man both document and preserve human acts through their own medium: paper and film. The geometry and clinical transparency of the window cleaner contrasts with the formless brute matter of the potter. While the soldier and Saint Arnold, patron of the brewers, look on, the teacher and the deejay engage side by side in a battle for the hearts and minds of the young. The jailer, custodian of our deepest fears, meets the nanny, keeper of our highest dreams. The homeless person turns over and sleeps on… Saturnia makes the familiar categories and nuances that order our activities, merge into each other. It connects back to the anarchic-democratic tradition of the Saturnalia, the popular feasts in ancient Rome, held around the time of the Winter Solstice in honour of Saturn, the god of agriculture - the ‘agro-god’ (as in the Chinese translation) who injects new life into nature. It was a period of feasting and exchanging of gifts. Values and norms were turned over by a renewed life force: slaves took the place of their masters; women were served by their family members; schools and public buildings were closed and wars interrupted. Everything was different. December 17th was the opening day of the Saturnalia in Rome. It is also the date on which Saturnia opens its first exhibition.
5
English text on p.15 ➔ 中文摘要 22页 ➔
TU LIS LES PROSPECTUS LES CATALOGUES
6
Over het zichtbare “Er bestaat geen document van de cultuur dat niet tevens een document van de barbaarsheid is.” Walter Benjamin
1. Kunst is afbeelding, uitbeelding, beeld. De oude Grieken wisten het al: artiesten hollen achter het echte leven aan. Zij spelen de handelingen van de mensen na, en meteen ook de kosmische orde. Aristoteles noteert in zijn Poetica dat heldendichten en tragedies, komedies en verzen “en de meeste muziek voor fluit en lier” in de eerste plaats vormen van mimesis zijn, nabootsing. Kunstenaars houden ons een spiegel voor, herleiden de werkelijkheid tot een herkenbaar, geruststellend motief in twee of hooguit drie dimensies. We bewonderen het vakmanschap van de schilder die een gelijkend portret heeft geborsteld, een geliefd landschap, een vrouw in een badkuip, een trompe l’oeil of het kubistische stilleven met de avondkrant en de asbak op het marmeren tafeltje. We kijken zelfs graag naar afbeeldingen van objecten en situaties waarvan de aanblik ons in het echte leven pijn doet, merkt Aristoteles op. Kunst gaat dus aan de slag met wat zich voordoet en zich in onze blik nestelt, om een spiegel vraagt – een rand, een plat vlak, een projectiescherm voor de verbeelding. Om onderzoek en commentaar, om kritiek. Om twijfel: sinds Cézanne weten we niet meer of we onze ogen mogen geloven, of onze waarneming niet met
LES AFFICHES QUI CHANTENT TOUT HAUT de werkelijkheid aan de haal gaat. Zien we huizen en een bergketen of een parade van vlakken, bollen en kegels in groen, oker en terre de sienne ? In de late negentiende eeuw waren ook het onzekere en het problematische artistieke disciplines geworden. De moderniteit zou de afgebeelde werkelijkheid verder verminken, verknippen tot collages en assemblages. Georges Braque mengde zand en ijzervijlsel door zijn verf. De dichter Apollinaire trok de stad in:
“Je leest strooibriefjes catalogi affiches die schreeuwen. Dit is de poëzie van de ochtend; voor het proza raadplege men de kranten de stuiverromans boordevol misdaadverhalen de biografieën van de groten der aarde, duizend titels. Teksten op aanplakborden en muren – wegwijzers berichten krassen als papegaaien. Ik aanbid de gratie van deze nijvere straat in Parijs, tussen de rue Aumont-Thiéville en de avenue des Ternes.”
7
Op de doeken van Robert Delaunay spat de Eiffeltoren uiteen als een sinaasappel. De futurist Marinetti orakelt dat de motorkap van een sportwagen, “versierd met indrukwekkende uitlaatpijpen, als slangen met ontploffingsadem”, mooier is dan de Nikè van Samothrake. Op een schilderij van Boccioni uit 1911 dringt het straatlawaai letterlijk een huis binnen – alles gebeurt op hetzelfde moment. Kurt Schwitters en zijn dadaïsten maken kunst van touwtjes en spuug, met het afval dat ze op straat vinden en naar hun hol slepen. In een brief uit 1882 had Vincent van Gogh al ongewild een programma voor de nieuwe kunst geschreven: “Ik ben vandaag een bezoek gaan brengen aan de plaats waar de aschmannen het vuilnis etc. heenbrengen – Sapperloot was dat prachtig ! Ik krijg morgen eenige interessante voorwerpen uit die mestvaalt – o.a. kapotte straatlantaarns ter bezigtiging – of te poseren zooals ge wilt… Het was iets voor een sprookje van Andersen die collectie afgedankte emmers, manden, soldatenmenageketeltjes, oliekannen, ijzerdraad, straatlantaarns, kagchelpijpen… Ik zal er van nacht wel van droomen maar vooral deze winter er wel aan werken…ik recommandeer mij zeer u eens op dit en een paar andere plekjes te mogen brengen die ofschoon zoo onaanzienlijk mogelijk voor een artist een paradijs zijn.”
De afbeelding van het zichtbare heeft met opsomming te maken, met registratie, met het genot de dingen bij hun naam te noemen – als de goden dood zijn, kan alleen de materie ons redden. Het is een list van de rede die de aandacht afleidt van wat er echt toe doet: angst, twijfel, dood. En zoals we evenmin abstract kunnen
VOILÀ LA POÉSIE CE MATIN ET POUR LA PROSE dromen, heeft elke afbeelding, elk artistiek artefact zijn wortels in de zichtbare werkelijkheid. Matisses Balkondeur in Collioure uit 1914 was nauwelijks meer dan een handvol vlakken kleur. Enkele jaren later bleef in de ateliers alleen nog verf en vorm over, tot de Grote Oorlog en Malevitsj’ Zwarte vierhoek ook met de kleur afrekenden; de abstractie haalde dat schilderij in als de piratenvlag waarmee ze de zeeën van de internationale kunsthandel zou afschuimen.
Met de conceptuele kunst werd zelfs ‘het mogelijke’ een esthetische categorie: een kunstwerk hoefde niet eens meer uitgevoerd of ineengeknutseld te worden om een waarmerk van artisticiteit te krijgen. Voortaan volstond een idee, een draaiboek of een vage intentieverklaring. We kunnen het ongeschilderde schilderij oproepen door over zijn afwezigheid te praten, schrijft Susan Sontag. Choreografieën zoals Lucinda Childs er heeft bedacht, zonder verhaallijn of climax, zijn er de theatrale equivalenten van – het zouden dansstukken kunnen zijn. Maar zelfs dat mogelijke, (nog) niet bestaande kunstwerk is een verschijningsvorm van het zichtbare, haalt zijn betekenis en zijn taal uit de wereld van alledag – hoe hard de avant-garde ook spartelt om iets nieuws te proberen. Ook in een infaam objet trouvé zoals Duchamps urinoir, dat een artistiek verantwoorde titel kan krijgen en op een sokkel in het museum belandt, blijft een residu van zijn oorspronkelijke betekenis achter. Minimal of niet, een lege doos zal altijd een lege doos zijn. Kunst is een schitterend misverstand, een heerlijke tautologie.
IL Y A LES LIVRAISONS À
PORTRAITS DES GRANDS HOMMES 8
2. Het klassieke stilleven – een handvol appels in een kom, een glas wijn, een luit die ondersteboven op tafel ligt – is niet de enige nature morte die de geschiedenis op ons heeft losgelaten. Zoals een verzamelaar van wandelstokken of postzegels de laatste aanwinsten van zijn collectie als in een grafkelder bijzet, ze letterlijk ‘uit de handel’ neemt en een einde maakt aan hun carrière als verhandelbaar gebruiksvoorwerp, bedrijft al wie motieven uit de werkelijkheid in een kunstwerk opslaat, een melancholische activiteit. In een museum moet het stil en stoffig zijn. We willen er de tijd even stilzetten. Verwijlen, beschouwen en contempleren – het lijkt wel alsof we alleen obsolete, rafelige werkwoorden kunnen bedenken om er iets over te zeggen. Ook vandaag nog voelt de kunst zich opperbest in haar vertrouwde rol van afbeelding en imitatie – als dienstmaagd van onze verbeelding is ze trouwens tot niets anders in staat. Wat we op de planken van een theaterzaal zien, is noodzakelijkerwijs verdichte realiteit, van Le Bourgeois Gentilhomme tot de complexe patronen uit de stukken van choreograaf Merce Cunningham, die niet hield van bewegingen die iets betekenden. Wat we een abstract gebaar noemen, bevat gewoon een kleinere, sterker verdunde dosis betekenis dan motieven en silhouetten die we moeiteloos herkennen. We kunnen niet uit ons hoofd treden, niet denken zonder taal. We zetten niet één stap buiten het universum. Het geschilderde landschap is een transcriptie van het landschap in het hoofd van de kunstenaar, misschien zelfs van een reëel bestaand stukje wereld dat een kader heeft gekregen. We zijn net zo blij om wat we zien als om wat de schilder heeft weggelaten: door het aantal mogelijke prikkels en gespreksonderwerpen drastisch te beperken, kunnen we ons beter concentreren. Zelfs het negentiende-eeuwse panoramaschilderij, het reusachtige, ronde doek waarop de bezoekers nauwelijks uitgekeken raakten, legde de wereld grenzen op: het faux terrain van zand en papier-maché op de voorgrond, de rand van de oplichtende hemel onder het dak. Ook de panoramaschilder raamde de realiteit in, en later deed de fotograaf precies hetzelfde. Uitgerekend het triomferende medium van de vooruitgang – fotografie was een speeltje voor Jongens en Wetenschap, een procédé dat aanvankelijk meer met techniek dan met de Schone Kunsten te maken had en op de Parijse Wereldtentoonstelling van 1855 nog in het paviljoen van de industrie was ondergebracht – werd een toetssteen voor de werkelijkheidswaarde van kunst. Als er al objectiviteit bestond, kwam de man met de camera ongetwijfeld het dichtst in de buurt. En alles wat zich voor zijn lens voordeed, bestond echt. Zelfs de elfjes en de geesten die door bevlogen amateurs in beeld werden gebracht.
IL Y A LES JOURNAUX
“Goed dat een foto een kader heeft: zo wordt je de meeste werkelijkheid bespaard”, bekende de fotograaf Philip Mechanicus aan het einde van zijn leven, moe en uitgekeken. In een essay over de Hollandse schilderkunst heeft Susan Sontag een verwante gedachte opgetekend: “Het schildervlak geeft ons een beeld dat gevormd wordt door reeds bestaande begrippen over wat visueel klopt (perspectief bijvoorbeeld) en dat evenzeer pleziert om wat het weglaat als om wat het laat zien”. Een opzijgeschoven gordijn, een kamerscherm, een personage dat door het beeld loopt… of gewoon de rand van het doek en de foto prikkelen de toeschouwer, zoals de lange zwarte kousen van Rops’ modellen en de hand die James Dean schijnbaar nonchalant aan zijn
25 CENTIMES PLEINES D’AVENTURES POLICIÈRES broeksriem heeft vastgehaakt, onze blik regisseren, in het beeld naar binnen halen. We kunnen een Hollands interieur uit de Gouden Eeuw lezen als een boek met raadsels, ontginnen als een woud van symbolen. Het ene teken is al duidelijker dan het andere. De tijd kan een gapend graf in de kerkvloer zijn, ijdelheid een spiegel, begeerte een rondslingerend muiltje, ontrouw een vrouw die het virginaal bespeelt onder een geschilderd Italiaans berglandschap – haar echtgenoot is allicht op zakenreis. Deze oude schilderijen bedrijven een adembenemende filosofie van de Eros. Steelse blikken en didactische boodschappen lopen elkaar voor de voeten. Ze fluisteren ons een mogelijk verhaal in of brengen ons op een dwaalspoor. Welk spel speelt
ET MILLE TITRES DIVERS
9
de schilder met zijn toeschouwers, als een Peter Greenaway avant la lettre die zijn publiek hoofdschuddend de bioscoop uitjaagt, murw gemept door de erudiete, zelfingenomen panache die de regisseur anderhalf uur lang heeft tentoongespreid ? Waarom houdt het meisje dat Jacob Gerritszoon Cuyp rond 1650 portretteerde een kolossale krakeling vast ? In Overvloed en onbehagen voert Simon Schama aan dat de oude meesters hun rekwisieten niet uitkozen voor het decoratieve effect of de bizarre charme; niets in hun iconografische puzzels zou toevallig zijn. Ook Sontag vraagt zich af hoe we de graffiti moeten begrijpen die een kind op de centrale pilaar in Houckgeests schilderij Het graf van Willem de Zwijger in de Nieuwe Kerk te Delft heeft gekrast. Als een allegorie van de vergankelijkheid, een zoveelste memento mori dat de zeventiende eeuw voor ons in petto heeft ? Als de stem van een machteloze passant die kerk en kapitaal te kijk zet – een ‘kloof met de burger’ in het rijke Holland van de Gouden Eeuw ? Als de voetnoot van een kunstenaar die wel een grapje lustte ? Of gewoon als de afbeelding van iets dat er gewoon was en niet beter vroeg dan gezien te worden ? In de Lage Landen werden tientallen genreschilderijen verhandeld: banketjes, doorkijkjes en cortegaarden, taferelen met kaartende of rokende soldaten. Ze werden opgeladen met tonnen emblematisch vertoon, krachtvoer voor wie codes wil kraken. Gelukkig herinnerde Tzvetan Todorov ons er in zijn essay Eloge du quotidien aan dat het vakmanschap van de oude meesters ook een hommage is aan de materie. In hun doeken gloeit de gretigheid waarmee ze naar hun omgeving hebben gekeken, het plezier waarmee ze er stukjes van hebben gekopieerd. Ze snakten naar wat tastbaar en echt was, aards, eindig als het leven zelf. De filosoof Spinoza was hun tijdgenoot, en de eerste gensters van de Verlichting sloegen in het hooi. De vrouw die oesters eet op het doek van Jan Steen figureert allicht in een traktaat over de zonde, maar is vooral het portret van een aardse verschijning die weet wat lekker is. Tast toe, kijk, geniet: wat tot het goede leven behoort en waard is om met al het talent dat een vakman in huis heeft, geschilderd te worden, kan toch niet slecht zijn ? Voor het eerst in de geschiedenis beslisten artiesten dat het alledaagse en het zichtbare een plaats onder de zon verdient omdat het ons bevalt, niet omdat het door de goden is uitgestuurd om de mensheid op het rechte pad te houden. Het daglicht dat in repen op de tegelvloer van een burgerwoning valt, een open deur aan de straatkant, witte wijn die fonkelt in een glas – het zijn sporen van heldere, prozaïsche aanwezigheid. Wie ze schildert is een tevreden mens die de tijd neemt om stil te staan bij de dingen. De kunst en het leven hebben elkaar ingehaald.
LES INSCRIPTIONS DES ENSEIGNES LES PLAQUES LES AVIS À
3. Hoe letterlijk kan de kunstenaar zijn geliefde werkelijkheid citeren ? Hij kan ze natekenen zoals Rembrandt het doet, naar zijn hand zetten als Picasso of gewoon uit de krant knippen en op het doek plakken – zijn de dadaïstische collages van Raoul Hausmann en Hannah Höch iets anders dan moderne stillevens ? Rond 1600 plukte de Brit Orlando Gibbons de kreten van marskramers van de straat om er The Cries of London mee te componeren. Hij was zeker niet de enige die het procédé toepaste, en ook in onze eigen twintigste eeuw verwerkte Giorgio Battistelli de klanken van de ambachtslui uit zijn geboortestad in de partituur van Experimentum mundi, naar een libretto dat hij baseerde op de Encyclopédie van Diderot en d’Alembert. Het straatlawaai dringt nog altijd het atelier binnen. Het ontsnapt ook af en toe naar buiten, in samples en found footage. Maar een kunstenaar knipt niet altijd in de ruwe grondstof die de wereld hem voorhoudt, zoals de bejaarde Matisse reusachtige vellen gekleurd papier te lijf ging om er essentiële motieven uit te puren – een vogel, zeewier, de maan. Bij gebrek aan schaar en lijmstok stellen we het graag met oude vormen en gedachten, met de vertrouwde omweg van imitatio en variatio. Ooit werd de viola da gamba bewonderd als het instrument dat de menselijke stem het dichtst benaderde; in Les Voix humaines van Marin Marais is het goed te horen. Zijn Sonnerie de Sainte Geneviève du Mont
J’AIME LA GRÂCE DE CETTE RUE
10
de Paris is een evocatie van de klokken uit een Parijse kerk. In de barok zijn ze nauwelijks te tellen, de muzikale onweersbuien, de kwekkende vogeltjes en de lallende musketiers die komen aanwaggelen na een feest – genrestukken en vanitas-schilderijen in klank. De kunstenaar en zijn publiek zijn verzamelaars van beelden. Is het een toeval dat de eerste musea en rariteitenkabinetten ontstaan wanneer het spook van de encyclopedie door Europa waart, op weg naar een maakbare, meetbare wereld ? Struisvogeleieren, slagtanden van een narwal, opgezette vleermuizen en astrolabia geven vorm aan een weten dat noodzakelijkerwijs melancholisch is. Wie stilstaat bij de dingen loopt tegen zijn eigen grenzen aan, en tegen de tijd die altijd het laatste woord heeft. Sic transit gloria mundi. Misschien was Dürers ets Melencolia I uit 1514 wel een schaalmodel voor de moderniteit. Een engel staart uitgeput voor zich uit, gevangen in een kermiskraam van tekens: zandloper, weegschaal, bol, onafgewerkte steen, passer, windhond, rooster met cijfers, sleutel, geldbeurs, ondergaande zon – wie de tekening bekijkt, komt terecht in een uitputtende reeks van mogelijke intriges. De
ET DES MURAILLES
LA FAÇON DES PERROQUETS CRIAILLENT mythologie herinnert ons eraan dat melancholici kinderen van Saturnus zijn; waan en dubbelzinnigheid staan in de sterren geschreven. Machteloos treuren ze om wat ten onder gaat, radeloos vegen ze puin bijeen. Met betekenisvolle fragmenten en citaten zullen zij een nieuwe tekst schrijven, een kunstwerk maken.
Misschien kwam de fotografie net op tijd om een snel veranderende wereld in beelden te vangen – of zou het tegendeel waar zijn, en hebben pioniers als Daguerre er ongewild mee voor gezorgd dat hun vertrouwde omgeving in geen tijd voor de bijl is gegaan ? Wat in archieven en albums was opgeslagen, hoefde immers niet meer echt te bestaan. Alles moest weg. Baudelaires klacht over het nieuwe Parijs van prefect en stedenbouwer Haussmann luidde een tijd in waarin een handvol individuen trachtte te redden wat er te redden viel – in vuistdikke romans, geschetst door de pen van tekenaars als Constantin Guys en Charles Meryon, of op de foto’s van Marville en Atget. “Nieuw gebouwde paleizen, stellingen, woonblokken, morsige voorsteden… voor mij wordt alles een allegorie…”, schreef de dichter. En in de aan Victor Hugo opgedragen verzen van Le Cygne klinkt het zo: “Het oude Parijs is niet meer (het uitzicht van een stad Verandert vlugger, helaas ! dan het hart van een sterveling)” Een halve eeuw later inventariseerde de fotograaf Eugène Atget de Parijse straten, maar even goed de voddenrapers die in de faubourgs hokten. Samen met de officiële documentaire opdrachten die Atgets collega’s in de wacht hebben gesleept, heeft zijn eenmansactie een fascinerend beeld van een verdwenen continent opgeleverd. Het was een vorm van contemporaine archeologie. Geschiedschrijving is altijd al een sociaal aanvaarde vorm van melancholie geweest. Van 1910 tot omstreeks 1938 zou de Duitser August Sander bouwen aan zijn levenswerk Menschen des 20. Jahrhunderts, een fotografische inventaris met portretten van zijn tijdgenoten in zeven hoofdstukken en vijfenveertig categorieën, van boeren en ambachtslui over kunstenaars en mensen uit de grootstad (met inbegrip van politieke gevangenen) tot en met Die letzten Menschen: geesteszieken, gehandicapten en… lijken. Maar we hoeven niet altijd over de grenzen te kijken. Een aan de vooravond van de Eerste Wereldoorlog uitgegeven reeks prentkaarten met Petits métiers uit Brussel is een aandoenlijk panorama van straatventers en verwante beroepen. Alleen of een enkele keer samen met een klant, poseren ze voor de camera, in hun natuurlijke biotoop en voorzien van het attribuut dat als een embleem bij hun ambacht hoort, als een moderne versie van de middeleeuwse gildenbroeder. Visverkopers houden een rog omhoog, een man poft kastanjes. De sandwichman showt een gekke hoge hoed van kippengaas. Een triest kijkende vrouw vent buitenlandse kranten. Le Marchand de Journaux prohibés staat
INDUSTRIELLE
11
zelfbewust op klanten te wachten in de wijde bontjas waaronder hij zijn gore blaadjes verstopt. Een verkoper van ‘Italiaanse kunst’ torst een grote mand met borstbeelden in gips. We herkennen de schoorsteenveger en de porseleinhersteller, de bewakers van het Hallepoortmuseum en de dokwerker. Al deze mensen vallen samen met hun ambacht, zijn wat ze uiteindelijk geworden zijn: een soortnaam. Een anonieme fotograaf heeft hen geïncarneerd in de frontale, rustige beelden die ons, langs de omweg van het tastbare, vertellen waarmee deze dode lotgenoten ooit de kost verdienden. Ergens onderweg tussen van Goghs aschmannen en de moderne fascinatie voor het objet trouvé treffen we de fotocollages van Saturnia aan. In de jaren dertig van de vorige eeuw typeerde de cultuurfilosoof Walter Benjamin de montagetechniek als “het meest intensieve gebruik van afval” – vandaag zou hij allicht de term ‘recyclage’ gebruiken. Wie het zichtbare verknipt tot een nieuwe, geconcentreerde voorstelling, maakt een ongeschreven verhaal leesbaar. Het schokkende ritme van nevenschikking en associatie doet ons op een nieuwe, frisse manier naar de wereld kijken. Net als de zeventiende-eeuwse allegorieën en de catalogi van ambachten uit de pioniersjaren van de fotografie, vertellen de collages uit de cyclus Stad aan de Slag ons iets over wat er op til is in de wereld die ons omringt. De instrumenten en objecten die we te zien krijgen, behoren toe aan anonieme, onzichtbare mensen van vlees en bloed. Ze oefenen een duidelijk omschreven activiteit uit: onderwijzer, poetsvrouw, taxidermist, onthaalmoeder, cipier, notaris. Niet hun leven of hun beroep wordt hier getoond, maar wat ervan kan afgebeeld worden – is het een verontrustend symptoom van de schermenwereld die ons noodlot is geworden ? De voorwerpen vertonen tekens van gebruik; we kunnen ze bekijken als bodemvondsten in de vitrines van een archeologische site (“stillevens van een erfgoed dat nog niet als zodanig erkend is, geschiedenis vóór het verstrijken van de tijd”), als de wapens van de misdaad die op een tafeltje in de rechtszaal worden uitgestald, als de ingrediënten voor een modieus recept in een al even flashy kookboek of als de didactische platen die onze beeldenwereld teisteren: haarscherp maar stereotiep, geschikt op een neutrale ondergrond die een lichtbak zou kunnen zijn. Wie de draad kwijtraakt, kan aan de slag met de bijschriften die het dubbelzinnige statuut van deze iconen, ergens tussen antropologisch document en artistieke creatie, in de verf zetten: het beroep van de ‘geportretteerde’, geografische coördinaten (Leuven, België), de maand en het jaar waarin de foto werd gemaakt en de titel. Die geeft nadrukkelijk en veeltalig aan dat de montage als een kunstwerk wil gelezen (en gekocht ?) worden.
SITUÉE À PARIS ENTRE LA RUE
Het project van Saturnia is een teken des tijds dat ongevraagd komt aangewaaid, een vorm van geschiedschrijving naar levend model. Als het klopt dat de geschiedenis door de overwinnaars wordt geschreven, moeten we ook de cultuurgoederen die zij in hun triomftocht meevoeren, kritisch in de ogen kijken en beseffen dat de kunstenaar zijn kunst slechts kan bedrijven omdat talloze, naamloze tijdgenoten intussen herendienst verrichten. Dat er in Stad aan de Slag naast de straatveger een anatoom patholoog opdoemt en naast de kwaliteitscontroleur in nanotechnologie een schoenmaker postvat, geeft aan dat creatieve geesten de officiële geschiedenis weleens tegen de haren in durven te strijken. Nevenschikking is een democratisch principe.
Eric Min, november 2005
12
AUMONT-THIÉVILLE ET L’AVENUE DES TERNES Apollinaire
13
➔ Nederlandse tekst op p.7 中文摘要 22页 ➔
WELL, TODAY I WENT TO VISIT THE PLACE
14
About the visible “There is no document of culture that is not at the same time a document of barbarism.” Walter Benjamin
1. Art is representation, portrayal, image. The ancient Greeks already knew it: artists run behind real life. They imitate people’s actions, and at the same time also the cosmic order. In his Poetics, Aristotle remarks that epic poems and tragedies, comedies and verse, “and most music for flute and lyre” are, in the first place, forms of mimesis, imitation. Artists hold a mirror in front of us; they reduce reality to a recognisable and reassuring motif in two or, at most, three dimensions. We admire the skills of the painter who has produced a good portrait, a beloved landscape, a woman in a bathtub, a trompe l’oeil, or a cubistic still-life, with an evening paper and an ashtray on the marble table. Aristotle notes that we even enjoy looking at representations of objects and situations whose sight, in real life, would be painful for us. Art works, then, with what appears to us, and nestles in our eyes asking for a mirror—for an area, a surface, a projection screen for the imagination. For research and commentary, for criticism. For doubt: since Cézanne we no longer know whether we may trust our eyes, whether, together with reality, our perceptions also escape us. Are we seeing houses and hills, or a parade of green, ochre, and terre de sienne planes, spheres, and
WHERE THE DUSTMEN DUMP THE GARBAGE, ETC. cones? At the end of the nineteenth century, the uncertain and the problematic had become artistic disciplines. Modernity would mutilate the representation of reality even further, by cutting it up into collages and assemblages. George Braque mixed sand and iron into his paint. The poet Apollinaire took a walk in the city:
Handbills catalogues advertisements that sing overhead Furnish your morning’s poetry; for prose there are newspapers Dime detective novels packed with adventure Biographies of great men a thousand and one titles. Billboards posters and Doorplates twitter like parakeets. There is charm to this Paris factory street Between rue Aumont-Thiéville and the avenue des Ternes.
LORD, HOW BEAUTIFUL THAT IS! 15
On the canvas of Robert Delaunay the Eiffel Tower bursts into pieces like an orange. Marinetti, the futurist, pontificates that the hood of a sports car, “decorated with remarkable exhaust pipes, like snakes with explosive breath,” is more beautiful than the Nike of Samothrace. In a painting of 1911 by Boccioni, the street noise literally breaks into a house—everything happens at the same time. Kurt Schwitters and his Dadaist friends make art with ropes and spit; with the garbage they find in the streets and drag to their den. Vincent van Gogh had unintentionally already written a programme for the new art in a letter of 1882: “Well, today I went to visit the place where the dustmen dump the garbage, etc. Lord, how beautiful that is! Tomorrow I shall get some interesting objects from this Refuse Dump—including some broken street lamps—rusted and twisted—on view—or to pose for me, if you like the expression better. The dustman will bring them around. That collection of discarded buckets, baskets, kettles, soldiers’ mess kettles, oil cans, iron wire, street lamps, stovepipes was something out of a fairy tale by Andersen. I shall probably dream of it tonight, but you may be sure I shall work on it this winter. Whenever you come to The Hague, I shall be greatly pleased if you will allow me to take you to this and some other spots, which, though they are commonplace in the extreme, are really an artist’s paradise.”
The representation of the visible has to do with summing up, with registering, with the pleasure of calling things by their names—if the gods are dead, only matter can save us. It is a trick of reason in order to distract
TOMORROW I SHALL GET SOME INTERESTING us from what really matters: anxiety, doubt, and death. And just as our dreams cannot be abstract, so every representation, every artistic artefact, has its roots in visible reality. Matisse’s Balcony in Collioure (1914) was nothing more than a handful of coloured planes. A few years later, in the ateliers, there would be only paint and form left over, until World War I and Malevitsj’s Black Square did away even with colour; abstraction hailed that painting like the pirates’ flag with which it would scour the seas of the international art market.
With conceptual art, even ‘the possible’ became an aesthetic category: an artwork didn’t even need to be produced or assembled in order to label it ‘artistic’. From then on, an idea, a scenario, or a vague statement of intent became enough. Susan Sontag writes that we can evoke the unpainted painting by talking about its absence. Lucinda Childs’s choreographies, without storyline or climax, are its theatrical equivalent—they could be dance pieces. But even that possible, not (yet) existing artwork is an appearance of the visible; it gets its meaning and its language from the everyday world—regardless of the avant-garde’s efforts to try something new. Even in an infamous objet trouvé such as Duchamp’s urinoir, which can get an ‘artistically-correct’ title and be placed on a pedestal in a museum, contains still a residue of its original meaning. Minimal or not, an empty box will always be an empty box. Art is a splendid misunderstanding, a magnificent tautology.
INCLUDING SOME BROKEN STREET
OR TO POSE FOR ME, IF YOU LIKE THE 16
2. The classic still life—several apples in a bowl, a glass of wine, a lute upside down on a table—is not the only nature morte left to us by history. Just as the collector of walking sticks or stamps lays his new acquisitions in his collection as in a tomb, taking them out of the market and putting an end to their career as objects of use, so those who store motifs from reality in an artwork exercise a melancholic activity. In a museum there must be silence and dust. Time must stop. Lingering, observing, contemplating—we seem to find only old and obsolete verbs to say something about it. Likewise today art feels best in its familiar role of representation and imitation—as handmaid of our imagination, it is in fact incapable of anything else. What we see on the stage of a theatre is necessarily poetic reality, from Le Bourgeois Gentilhomme to the complex patterns of the dance pieces of choreographer Merce Cunningham, who didn’t like movements that meant something. What we call an abstract gesture actually contains smaller, more diluted doses of meaning than motifs and silhouettes that we easily recognise. We cannot step out of our heads, cannot think without language. We do not move one single step out of the universe. The painted landscape is a transcription of the landscape in the head of the painter, maybe even of a really existing piece of the world that has been framed. We are just as happy for what we see as for what the painter has omitted: by limiting drastically the number of possible stimuli and subjects of discussion, we can concentrate better. Even the nineteenth-century panorama paintings—those enormous, round canvasses in which observers lost themselves—set limits to the world: the faux terrain made of sand and papier-mâché on the foreground, the edge of the bright sky under the roof. Also the panorama painter framed reality; later, the photographer did precisely the same. Of all things, the triumphant medium of progress—photography was a toy for “Science for Youth,” a procedure that initially had more to do with technique than with art, and that at the Paris World exhibition of 1855 was placed in the pavilion dedicated to industry—became the test of the reality-value of art. Assuming that objectivity existed, the guy with the camera was the one to get closest to it. And all that happened in front of his lens was taken as really existing. Even the elves and the spirits captured by the camera of inspired amateurs.
OBJECTS FROM THIS REFUSE DUMP
“It’s good that a photograph has a frame: this way you can avoid most of reality,” confessed photographer Philip Mechanicus at the end of his life, weary and tired. In an essay about Dutch painting, Susan Sontag expressed a similar thought: “The painting gives us an image that has been shaped by already existing concepts about what is visually correct (perspective, for example) and that pleases us both for what it leaves out and for what it reveals.” An open curtain, a screen, a character walking through the image…or just the edge of the canvas and the photograph stimulate the observer, like the long black stockings of Félicien Rops models and James Dean’s hand, hanging apparently carelessly from his belt, direct our look, draw it into the image. We can read a Dutch home interior from the Golden Age like a book of riddles, like a forest of symbols. One sign is clearer than the other. Time can be an open grave in a church floor, vanity a mirror, desire a slipper casually laying around, infidelity a woman playing the virginals under an Italian mountain landscape—her husband is
LAMPS - RUSTED AND TWISTED - ON VIEW most likely on a business trip. These old paintings enact a breathtaking philosophy of Eros. Furtive looks and didactic messages get into each other’s way. They suggest a possible story, or they bring us on a false track. What game does the painter play with his audience, like a Peter Greenaway avant la lettre, who chases his disappointed audience out of the cinema, after crushing them with his erudite and conceited panacea? Why does the girl portrayed by Jacob Gerritszoon Cuyp around 1650 hold a gigantic biscuit? In The Embarrassment of
EXPRESSION BETTER
17
Riches: an Interpretation of Dutch Culture in the Golden Age, Simon Schama argues that the old masters did not choose their props because of their decorative effect or their bizarre charm; in their iconographic puzzles, nothing is left to chance. Also Susan Sontag wonders how we are to interpret the graffiti made by a child on the central pillar of Gerrit Houckgeest’s painting The Gravestone of William the Silent in the New Church in Delft. As an allegory of mortality, one of the many memento mori left to us by the seventeenth century? As the voice of a powerless passer-by who exposes Church and capital—a gap between citizens and power in the rich Holland of the Golden Age? As the footnote of an artist who likes to joke? Or just as the representation of something that was simply there and asked to be seen? The Low Countries had a large trade of genre paintings: banquets, viewing holes and cortegaarden (military posts), scenes with card-playing or smoking soldiers. They were loaded with huge amounts of emblematic images, good material for those who like to crack codes. Fortunately Tzvetan Todorov reminded us, in his essay Eloge du Quotidien, that the skills of the old masters are also a tribute to matter. Their paintings glow with the eagerness with which the artists looked at their environment, with the pleasure they
THE DUSTMAN WILL BRING THEM
THAT COLLECTION OF DISCARDED BUCKETS, felt in copying some of its parts. They craved for something tangible and real, earthly, finite like life itself. The philosopher Spinoza was their contemporary, and the first sparks of the Enlightenment got into the hay. The woman eating oysters in a painting by Jan Steen appears probably in a treatise on sin, but most of all this is the portrait of an earthly person who knows what tastes good. Touch, look, enjoy: what belongs to the good life and is worth being painted by a talented craftsman cannot but be good. For the first time in history, artists establish that everyday and visible reality deserves a place under the sun because we enjoy it, not because it’s been sent off by the gods to keep humanity on the right path. The thin strips of daylight shining on a kitchen floor, an open door on the side of the street, white wine sparkling in the glass—these are traces of clear, prosaic presence. The one who paints them is a satisfied person who keeps close to the world of things. Art and life have caught up with each other.
OIL CANS,
3. How literally can the artist quote his beloved reality? He can copy it like Rembrandt did, transform it his own way like Picasso, or simply paste newspaper cut-outs on a canvas—like the Dadaist collages of Raoul Hausmann and Hannah Höch, which are nothing else but modern still lifes. Around 1600 the Britain Orlando Gibbons picked peddlers’ shouts off the streets in order to compose The Cries of London. He was certainly not the only one to use this procedure, and also in our time Giorgio Battistelli converted the sounds of the craftsmen of his hometown into the score of Experimentum Mundi, based on a libretto that itself is based on the Encyclopédie of Diderot and d’Alembert. The street noise still enters the atelier. It also escapes outside, every now and then, in samples and found footage. But an artist doesn’t always cut out of the raw material that the world confronts him with, like the old Matisse tackling huge sheets of coloured paper to distil pure motifs—a bird, seaweed, the moon. In the absence of scissors and glue, we make do with old forms and thoughts, with the familiar ways of imitatio and variatio. Once the viola da gamba was admired as the instrument that got closest to imitating the human voice; this can be heard well in Les Voix Humaines by Main Marais. His Sonnerie de Sainte Geneviève du Mont de Paris is an evocation of the bells of a Parisian church. Innumerable examples can be found in baroque times: musical thunderstorms, chirping birds and jabbering musketeers, stumbling along after a feast—genre pieces, vanitas paintings in sound. The artist and his audience are collectors of images. Is it by
WAS SOMETHING OUT OF
18
chance that the first museums and curiosity cabinets appear when the phantom of the encyclopaedia wanders through Europe, on its way to a constructible, measurable world? Ostrich eggs, narwhal’s teeth, stuffed bats and astrolabes give form to a kind of knowledge that is necessarily melancholic. Those who keep close to the world of things meet with their own limits, and with time, which has always the last word. Sic transit gloria mundi.
AROUND.
Maybe Dürer’s etching Melencolia I (1514) was a small-scale model of modernity. An exhausted angel stares aimlessly, emprisoned in a fairground booth of signs: an hourglass, a balance, a sphere, an unfinished stone, a compass, a greyhound, a grid with numbers, a key, a wallet, the setting sun—by looking at the picture, one lands in an exhausting series of intrigues. Mythology reminds us that melancholics are children of Saturn; delusion and ambiguity are written in the stars. They mourn, powerless, the decay of things, in despair they collect the rubble. They will write a new text with meaningful fragments and quotation, they will make a work of art.
BASKETS, KETTLES, SOLDIERS’ MESS KETTLES, Perhaps photography came just in time to capture in images a fast-changing world—or is the opposite true, and have pioneers like Daguerre themselves caused, unaware, the capitulation of their familiar environ-
IRON WIRE, STREET LAMPS, STOVEPIPES
ment? For what was kept in archives and albums did not really need to exist anymore. Everything had to go. Baudelaire’s complaint about the new Paris built by prefect and city-planner Haussmann announced a new time in which a few individuals tried to save what could be saved—in thick novels, in drawings by Constantin Guys and Charles Meryon, or in the photographs of Marville and Atget. “New palaces, scaffolding, blocks of stone, old quarters,… all become for me an allegory…”, writes the poet. And in the verses of Le Cygne, dedicated to Victor Hugo, he says: “Old Paris is no more (the form of a city Changes more quickly, alas! than the human heart)”
Half a century later, the photographer Eugène Atget makes an inventory of Parisian streets, as well as of the rag pickers huddled in the faubourgs. Together with the documentary jobs that his colleagues managed to get, Atget’s one-man action has produced a fascinating image of a lost continent. It was a form of contemporary archaeology. Historiography has always been a socially accepted form of melancholy. From 1910 to about 1938, the German August Sander worked at his masterwork Men of the Twentieth Century, a photographic inventory, organised in seven chapters and forty-five categories, with portraits of his contemporaries—from peasants and craftsmen, to artists and people from the cities (including political prisoners), up to Die letzten Menschen: the mentally ill, the disabled and … corpses. But we need not always look beyond our borders. A series of postcards with Petits métiers from Brussels, published on the eve of World War I, is a touching panorama of street vendors and related professions. Alone or with a client, they pose in front of the camera, in their natural environment and with the attributes that, like emblems, belong to their trade, as a modern version of the medieval Guild members. Fish vendors hold a stingray up high, a man roasts chestnuts. The sandwich man exhibits a funny high hat made out of chicken wire. A sad-looking woman sells foreign newspapers. Le Marchand de Journaux prohibés waits, self-conscious, for clients clothed in a large fur under which he hides his filthy magazines. A merchant of ‘Italian art’ hauls a big basket full of plaster sculptures. We can recognize the chim-
A FAIRY TALE BY ANDERSEN.
19
neysweeper and the restorer of porcelain, the guardians of the Hallepoort Museum and the dockworker. All these people coincide with their craft, they are what they have become: the name of a species. An anonymous photographer has incarnated them in the frontal, quiet images that tell us today, through the detour of the tangible, how these dead companions of fate earned their living. Somewhere along the way between van Gogh’s dustmen and the modern fascination with the objet trouvé, we encounter the photographic collages of Saturnia. In the nineteen-thirties, the philosopher of culture Walter Benjamin characterized the montage technique as “the most intensive use of garbage”—today he would use the term ‘recycling’. Those who cut and paste the visible into a new, concentrated representation make readable an unwritten story. The shocking rhythm of the side-by-side display and association makes us see the world in a new, fresh way. Just like seventeenth-century allegories and the catalogues of trades from the early years of photography, the collages from the cycle City in Action tell us something about what is at stake in the world around us. The
I SHALL PROBABLY DREAM OF IT TONIGHT, instruments and objects we see belong to anonymous, invisible people of flesh and blood. They exercise a clearly defined activity: teacher, cleaning woman, taxidermist, nanny, jailer, and notary. What is shown here is not their life or their profession, but what can be represented of it—is this an alarming symptom of the screen world that has become our destiny? The objects show signs of use; we can look at them as findings in the showcase of an archaeological site (“stills of a heritage not yet recognised as such, historical ‘before’ the passing of time”), as crime weapons exhibited on a table in the courtroom, as ingredients for a trendy recipe in a flashy cookbook or as the didactic images that inundate our visual world: sharp, but stereotypical, arranged on a neutral background that could be a light box. Those who become confused can check the captions that express the ambiguous status of these icons, halfway between anthropological document and artistic creation: the profession of the ‘portrayed’ person, geographical coordinates (Leuven, Belgium), month and year in which the picture was taken, and the title. This last states clearly and in many languages that the montage wants to be read (and purchased?) as an artwork.
BUT YOU MAY BE
The Saturnia project is a sign of the times that comes forward unsolicited, a form of historiography with a live model. If it is true that history is written by the winners, we must also look critically in the eyes the cultural goods that they carry in their triumph, and we must recognize that the artist can work at his art only because at the same time innumerable, nameless contemporaries do forced labour. The fact that in City in Action an anatomic pathologist appears next to a street sweeper and that a shoemaker is installed beside a quality controller in nano-technology, shows that creative spirits may very well dare to go against the grain of official history. Displaying side-by-side is a democratic principle.
Eric Min, November 2005 translated by Monica Pini
20
SURE I SHALL WORK ON IT THIS WINTER. Vincent van Gogh
21
关于可看见的 不存在一种非野蛮性的文化文献 Walter Benjamin
艺术是相, 形相的再现。古希腊人很早就了解这个道理, 他们的悲剧和英雄诗史都是形相的模 仿。艺术家从日常实际生活取材, 浓缩凝聚成一个在二度或是三度空间的主题。不论是风景画 或是沐浴的美女或是立体派的晚报和烟灰缸的静物写生, 画家展示对实物絮絮如生, 描绘的技 巧, 令我们赞叹。 十九世纪的艺术界是一个不确定且充满争议, 动荡的年代。艺术家将现实割裂为拼贴及组合。 Braque 将沙和颜料混合来作画。Delaunay 将巴黎铁塔画成如爆炸般的橘子。达达主义的艺术
刹那 她无力的怀中
家更使用街头的垃圾来创作艺术品。观念艺术 更将‘可能性’(也就是说一些艺术的构思可能
吗?) 纳入美学范畴 - 这里一个想法或是脚本就足够了。即便是这些可能的但尚未存在的艺术 品, 他们的意义也是来自我们生活的世界。 Susan Sontag 在一篇关于十七世纪荷兰画家的论文中, 提到我们 可以从那些被画家所被淘汰的, 没有呈现在画布上的, 享受到同样的乐趣。 我们可以将荷兰画 家笔下的室内装置看成为一个象征符号的丛林。这里我们清晰的看到荷兰社会 下千奇百怪的生活。举凡教堂地板下的墓葬, 到浮华空虚的名利追逐。这错综
都市开展
复杂的拼图里, 没有一个东西是偶然的。古代大师的技巧充分表达了对物质材料的崇高敬意。 在他们的画布上闪耀着火热的观察。他们渴望塑造那看的见的, 摸的着的, 现世的, 生命本身的 艺术品。西方历史上, 第一次, 艺术家决定将这些日常生活看得见的, 赤裸裸的呈现在太阳底 下。上帝不再操纵主导权。艺术家喜欢画什么, 就画什么。不论是反映在地板瓷砖的日光, 或是 高脚杯的白酒闪烁都能入画。‘当下此在’在艺术家如散文式的笔下清晰的呈现在我们的眼前。 艺术家究竟能多客观的取材实际, 反映真实? 或许他的描绘有如Rembrandt, 或许他的手巧如 Picasso。也或许他只能剪剪报纸。达达主义的拼贴不正是艺术家多愁善感眼下的静物世界? 艺 术家无奈的叹息那江河日下的没落, 从断简残篇的废墟, 构筑新的梦想。
22
摄影术的发明使我们能捕捉这个瞬息万变的世界。摄影大师 Atget 的镜头准确的捕捉了巴黎的 街头巷尾, Sander 则探索了 1930 年代的德国社会阶层, 两者的手法反映了当代考古学的精神。 农神的照相拼贴延续了这个传统。都市行动描绘了这个包围我们的世界。这些工具器物归属于 不具名的, 活生生的人。 如教师, 清洁女工, 扫街人, 狱卒等等。这些工具器物有如博物馆橱窗 的陈列品。 而图像的主题更表现了他们模棱两可的身份, 同时肩具了人类学文件及艺术创造的双重性。也 暗示了我们可以将这些图像的拼贴如同艺术品来解读。 农神的计划从实际生活出发, 好比一部活生生的编史。必须留意的是, 历史是由胜利者所写的, 因此对这些文化遗产, 我们应采取严肃批判的角度看待。在美的陶醉中, 不能忽略到许多伟大艺术品的产生是由于背后无数的, 无名的强制劳役。
生命
Paul van Ostayen
在都市行动的展览, 我们看到一个工作中的都市, 这里解剖病理学家和扫街人并肩而立, 鞋匠和 纳米技术质量控制者安置在一起。显示反正统历史潮流, 逆流而上的民主创造精神。
Eric Min 2005 秋 柳波 译
23
ONDERWIJZER 教师 TEACHER
LEUVEN B 11-2004
24
DICTEE DICTEE DICTEE
LEUVEN B 11-2004
ROADMAPS
LEUVEN B 11-2004
CARRÉ CONFITURE
LEUVEN B 11-2004
THE PRISON OF THE GODS ➤ BOS ➤➤
25
28
DEEJAY DJ
LEUVEN B 11-2004
➤ DISCOBAR
LEUVEN B 11-2004
READY OR NOT
LEUVEN B 11-2004
TECHNICS
LEUVEN B 11-2004
RODEC
29
30
STRAATVEGER 扫街人 STREET SWEEPER
LEUVEN B 11-2005
➤ BELSY
LEUVEN B 11-2005
C’EST EXTRA
LEUVEN B 11-2005
BASTOS 31 ➤ LE BALLET ➤➤
32
33
INGENIEUR 工程师 ENGINEER
LEUVEN B 10-2005
34
MODERN TIMES
LEUVEN B 10-2005
HONG KONG ➤ FUTURA ➤➤ BRAINDRAIN ➤➤➤
35
36
37
ONTHAALMOEDER 保姆 NANNY
LEUVEN B 12-2004
38
FORZA JAKOB
LEUVEN B 12-2004
BRUINE BEER
LEUVEN B 12-2004
SUSPENSE ➤
39
40
41
42
CIPIER 狱卒 JAILER
LEUVEN B 03-2005
➤ SOLITUDE ➤➤ PENTHOUSE
LEUVEN B 03-2005
BV
LEUVEN B 03-2005
FITNESS
LEUVEN B 03-2005
TRICARE
43
44
CAMERAMAN 摄影师 CAMERA MAN
LEUVEN B 09-2005
➤ DENIZ
LEUVEN B 09-2005
MIRE
LEUVEN B 09-2005
TICTAC 45 ➤ POTSDAM ➤➤
46
47
NOTARIS 公证人 NOTARY
LEUVEN B 07-2005
48
WATERMAN
LEUVEN B 07-2005
EXTRA QUALITY
LEUVEN B 07-2005
BRIEF
LEUVEN B 07-2005
MADEMOISELLE JUSTICE ➤ 24268- ➤➤
49
50
51
TAXIDERMIST 动物标本剥制师
LEUVEN B 01-2005
52
CHEZ DANNY
LEUVEN B 01-2005
COMMEDIA DELL’ARTE
LEUVEN B 01-2005
VOODOO ➤ TOOLS ➤➤
53
54
55
56
ANATOOM PATHOLOOG 病理学家 PATHOLOGIST
LEUVEN B 11-2005
➤ XYZ
LEUVEN B 11-2005
HMB
LEUVEN B 11-2005
VORTEX
LEUVEN B 11-2005
SERIE 17
LEUVEN B 11-2005
DEL99.9 57 ➤ 50-100 ➤➤
58
59
60
KOK 厨子 COOK
LEUVEN B 02-2005
➤ COME LO VUOI?
LEUVEN B 02-2005
LA MAMMA NON CUOCIA
LEUVEN B 02-2005
NON SEGUITEMI
LEUVEN B 02-2005
ESPRESSO
61
FIETSENMAKER 脚踏车修理工 BICYCLE REPAIRMAN
LEUVEN B 04-2005
62
SIMSON
LEUVEN B 04-2005
LEEG ➤ KROON OIL ➤➤ LE QUART D’HEURE CONTRE LA MONTRE ➤➤➤
63
64
65
KERAMISTE 陶艺师 POTTER
LEUVEN B 05-2005
66
FIRE
LEUVEN B 05-2005
WATER
LEUVEN B 05-2005
LEARNING TO READ ➤ EARTH ➤➤ AIR ➤➤➤
67
68
69
RUITENWASSER 洗窗工人 WINDOW CLEANER
LEUVEN B 06-2005
70
RUBBERSTRALEN
LEUVEN B 06-2005
RAYON EN CAOUTCHOUC
LEUVEN B 06-2005
MADE IN USA ➤
71
72
SCHOENMAKER 鞋匠 SHOEMAKER
➤ AVANTI POPOLO
LEUVEN B 06-2005
ATELIERS MARCHAL
LEUVEN B 06-2005
AQUA STOP
LEUVEN B 06-2005
73
MILITAIR 军人 SOLDIER
LEUVEN B 07-2005
74
GALA
LEUVEN B 07-2005
GODASSES
LEUVEN B 07-2005
SPLIT DECISION (TODAY)
LEUVEN B 07-2005
LAWRENCE OF ARABIA ➤
75
76
BROUWER 啤酒酿造者 BREWER
LEUVEN B 09-2005
UNION MATCH
LEUVEN B 09-2005
MAD PROFESSOR
LEUVEN B 09-2005
BLOK
LEUVEN B 09-2005
TOPLESS
➤ ST. ARNOLDUS, BID VOOR ONS
LEUVEN B 09-2005
LEUVEN B 09-2005
NOSTRA DOMUS 77➤
78
79
GEITENBOER 养羊的农夫 GOAT FARMER
LEUVEN B 07-2005
80
ROUNDED UP
LEUVEN B 07-2005
BORSTEL&SCHOENEN
LEUVEN B 07-2005
ECCE CAPELLA 1 ➤ COMÈTE ➤➤ FRIENDSHIP ➤➤➤
81
82
83
84
VERPLEEGSTER 护士 NURSE
LEUVEN B 11-2005
LEUVEN B 11-2005
➤ LAPAROSCOPIE
LEUVEN B 11-2005
UZ
LEUVEN B 11-2005
PLASMA
WARNING
85
METSER 砖匠 BRICKLAYER
LEUVEN B 11-2005
86
ADGA
LEUVEN B 11-2005
VRIJMETSELAAR ➤
87
88
POETSVROUW 清洁女工 CLEANING WOMAN
LEUVEN B 11-2005
➤ BOVARY PART THREE
FLAIR
LEUVEN B 11-2005
LEUVEN B 11-2005
LA VIE EN ROSE
89
DAKLOZE 无家可归的人 HOMELESS PERSON
LEUVEN B 12-2005
90
METRO
LEUVEN B 12-2005
VIAGGIO SULLA LUNA ➤
91
INTERVENTIES EN RANDPROJECTEN In de marge van de tentoonstelling heeft Saturnia een serie projecten opgezet, in samenwerking met lokale overheden en organisaties.
➲ Experimentum Mundi. Met de steun van het ere-consulaat van Italië te Leuven, stelt Saturnia een werk voor van de Italiaanse componist Giorgio Battistelli, die dit jaar componist in residentie is van de Vlaamse Opera: ‘Experimentum Mundi – Opera di musica immaginistica’. Geïnspireerd door de alledaagse klanken van de ambachtslui van zijn geboortestad, Albano Laziale, heeft Battistelli een partituur gecreëerd voor een acteur, vijf vrouwelijke stemmen, zestien ambachtslui en een percussionist. Binnen de tentoonstellingsruimte wordt een documentaire geprojecteerd, met een selectie van fragmenten uit de opera. Meer info hierover is te vinden op www.saturnia.be/leuven/experimentum_mundi.html
➲ Straatvegers. Naast foto’s over het beroep van straatveger zijn binnen de tentoonstelling een paar installaties te zien, waarvan één op de binnenkoer, die het resultaat zijn van een samenwerking met het OCMW en de Leuvense Reinigingsdienst. Deze installaties hebben als thema de recente straatrellen in Frankrijk en het ‘beroep’ van dakloze, twee fenomenen die zich afspelen op straat, het werkterrein bij uitstek van de straatveger.
➲ Knelpuntberoepen. In opdracht van de Werkwinkel heeft Saturnia drie beroepen speciaal in de kijker gesteld: metser, poetsvrouw en verpleegster. Het resultaat is dat ook het lokaal van de Werkwinkel (tegenover de expo ruimte) er niet meer hetzelfde uitziet…
➲ Themacollectie. Parallel met de Saturnia tentoonstelling in de leeszaal (als uitbreiding van deze in de expo) zet de bibliotheek een themacollectie op, met bijzondere aandacht voor scholen en sociale centra.
➲ Gevangenis. In de context van het beroep van penitentiair beambte toont Saturnia binnen de Leuvense hulpgevangenis een serie werken tijdens de duur van de tentoonstelling.
92
介入和其他的计划 都市行动展览的同时, 农神安排了一 系列与地方政府及组织团体合作的 计划
INTERVENTIONS AND EXTRA PROJECTS In the margin of the exhibition Saturnia set up a series of projects in co-operation with local governments and organizations.
➲ 全球试验 在驻比意大利领事及 鲁汶意大利名誉领事赞助下, 农神推 出意大利作曲家 Giorgio Battistelli 的 歌剧作品。Giorgio Battistelli 为今年 比利时法兰德斯国家歌剧院在其全球 试验计划 Opera di musica immaginistisca 邀请的客座作曲家。Battistelli 从来自其家乡Albano Laziale 各种手工艺师傅日常劳动所发出的声 响得到的灵感, 创作了一阕涵盖一位 演员, 五位女声, 十六位工匠及一位 敲击乐手的歌剧。农神将播放此歌剧 纪录片及实地表演的片段。详情请上 网查询 www.saturnia.be/leuven/experimentum_mundi.html
➲ Experimentum Mundi. Under the aegis of the Italian Consulate of Brussels and the Italian Honorary Consulate of Leuven, Saturnia presents a work of the Italian composer Giorgio Battistelli, who is this year composer in residence at the Flemish Opera: “Experimentum Mundi – Opera di musica immaginistica”. Inspired by the everyday sounds of craftsmen from his hometown, Albano Laziale, Battistelli created a score for an actor, five female voices, sixteen craftsmen and a percussionist. A documentary over this opera, as well as fragments from a live performance, will be shown within the exhibition. More information at www.saturnia.be/leuven/experimentum_mundi.html
➲ 扫街人 除了关于扫街职业的照 片以外, 农神更与比利时社会工作团 体 (OCMW) 及市政府清洁处合作了 一项装置艺术。这项装置艺术反映了 无屋族的文化现象及最近法国的社会 暴动, 两者都是发生在扫街人工作的 大街上。
➲ Street Sweepers. Besides photos about
➲ 特殊职业 在法兰德斯就业辅导中 心 (Werkwinkel) 建议下, 农神侧重突出 了砖匠, 清扫女工及护士三种特殊职 业。将位于展出地对面的该中心的外 观改头换面。 ➲ 主题收集 在鲁汶市立图书馆的 阅览室, 可看到我们所收集的以学校 及社工中心为主题的材料。 ➲ 监狱 在展期中, 鲁汶市立监狱也 将开放展出有关狱卒此一行业的照片
this profession, Saturnia presents, at the same location as the exhibition, installations resulting from the co-operation with the local OCMW (Organization for Social Work) and the municipality’s Cleaning Service. These installations take as their theme the ‘profession’ of the homeless and the recent riots in France, two phenomena that take place in the street, which is indeed the working space of the street sweeper.
➲ Special Interest Professions. Following the proposal of De Werkwinkel, the local Employment Office, Saturnia highlights three special professions: bricklayer, cleaning woman and nurse. The results have changed the looks of the Employment Office, which is located opposite the exhibition space.
➲ Theme Collection. The City Library, besides showing Saturnia photographs as an extension of the main exhibition, has also set up in the reading room a theme collection of materials, with schools and social centres as special target groups.
➲ Prison. In the context of Saturnia’s work on the profession of the jailer, some works will be exhibited in the Prison of Louvain, during the period of the main exhibition.
Veel dank aan iedereen die in het afgelopen jaar meegewerkt heeft om deze series van beelden tot stand te brengen. Zonder het gedeelde vertrouwen was niets van dit alles mogelijk geweest.
Many thanks to everyone that has worked together with us during the past year to help create these series of images. Without the trust and goodwill, nothing of this would have been possible.
Een bijzondere dank aan de Leuvense straatvegers voor de samenwerking bij het tot stand komen van enkele cruciale werken van de tentoonstelling. “Sapperloot, wat waren die spullen prachtig!”
Special thanks to:
Leuven, december 2005
~ the city of Leuven for letting us use a wonderful exhibition hall; ~ the Italian Consulate of Brussels and the Italian Honorary Consulate of Leuven, for supporting the ‘Experimentum Mundi’ project; ~ Giorgio Battistelli for his kind permission to show his work; ~ Werkwinkel for supporting the project and giving the opportunity to create an exciting installation; ~ Nancy Van Nerum (OCMW) for believing in the street sweepers project and helping it come true; a very special thanks to the street sweepers of Leuven who helped create some of the key works of the exhibition, -you rock!; ~ the Tweebronnen crew; ~ the management of the Prison of Leuven (Hulpgevangenis); ~ ICOS Vision Systems. Leuven, December 2005
The Saturnia exhibition ‘City in Action’ is a production of Artefact, graphic studio Artefact nv Gerard Vander Lindenstraat 8, 3000 Leuven, Belgium T +32 16 28 48 40 — F +32 16 20 42 41 [emailprotected] — www.artefact.be Visit www.saturnia.be for a virtual walkthrough of the exhibition, an on-line shop, more pictures Designed by Marc Herman Published by Artefact Copyright © 2005 Artefact All rights reserved under international copyright conventions. No part of this publication may be reproduced or utilized in any form or by any means, electronic or mechanical, including photocopying, recording, or by any information storage and retrieval system, without permission in writing from the publisher. Inquiries should be sent to Artefact. Printed by Arte-Print
Saturnia is three women and a man Marc Herman, creative direction Corinne Bukac, photography Chris Morret, photography Hilde Bosmans, installations Supporting team: Leopold Liou, translations, video & plastic work Wannes Daemen, video, web & graphics Stijn Vanhandsaeme, web & graphics
93